Gevonden: twee halfzussen Prescher

We vinden een vermelding van de naam van Frits terug in een boekje over de wijk Witte Paarden in Steenwijkerwold. Hij blijkt kermis exploitant te zijn geweest. Helaas blijkt hij niet meer te leven. We worden plat gebeld over oude kennissen van hem die bevestigen dat hij beroemd was vanwege zijn draaimolen. We krijgen via deze kennissenkring ook te horen dat er drie dochters Prescher nog in de omgeving wonen.

We vinden eerst Wilma in Scheerwolde. Zij schrikt op: “Nog een halfzusje? Een paar jaar geleden kwamen we er achter dat er nóg een halfzus moest zijn! Die heet Bea. Maar dat er nóg een halfzus is, wisten wij niet!” Wilma staat te trillen op haar benen, maar wil Marie heel graag ontmoeten. Ze neemt Bea mee, want ook daar wint de nieuwsgierigheid het van de angst voor het onbekende. Ze komen naar de studio en Marie is blij verrast: “O wat leuk! Je hebt mijn gezicht”, roept ze uit wanneer ze Wilma ziet. Ook Wilma is enthousiast: "Twee halfzussen maken samen toch weer één!" De halfzussen spreken nog lang met elkaar en binnenkort ontmoet Marie ook de andere halfzussen…

Het verhaal
Wanneer Marie voor haar huwelijk haar geboorteakte opvraagt, komt ze erachter dat haar vader niet haar biologische vader is. Ze is nooit naar hem op zoek gegaan, omdat ze dacht dat ze anderen daar geen plezier mee zou doen. Nu is ze 64 en begint het toch te kriebelen. “Ik wil gewoon weten waar ik vandaan kom!”

Marie’s moeder vertelde niets over vader. Vijf jaar geleden kwam het op een verjaardag toevallig ter sprake. Een tante van Marie bleek meer te weten: “Weet je wel dat hij vlakbij opa heeft gewoond?” Vader blijkt Frits Presser te heten. Hij komt uit het buurtschap Witte Paarden in Steenwijkerwold en had daar een boerenbedrijf. Tante vertelt dat Marie zelfs met haar halfbroertjes en –zusjes heeft gespeeld. “Maar ik zag hen gewoon als vriendjes en vriendinnetjes.” Zou ze haar vader en haar halfbroers en –zussen na al die jaren alsnog kunnen ontmoeten?